Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen namen [21]de mannen van hun reiskost; en zij [22]vraagden het [23]den mond des HEEREN niet. 21. Dat is, de oversten der Israelieten, gelijk vs.15. Anders, zij namen de mannen aan vanwege hun reiskost; oordelende uit hun beschimmelde spijs, dat zij van verre kwamen. 22. Te weten, door den hogepriester, den efod aanhebbende. Zie Num.27:21. Zie ook 1 Sam.23:9. 23. Dat is, den Heere, die beloofd had te antwoorden van het verzoendeksel; Ex.25:22.